|
|
|
|
Mogelijke oorzaken / natuurlijke factoren |
|
|
|
|
|
aardbaanparameters |
|
|
Ook variaties in de jaarlijkse baan van
de aarde om de zon en schommelingen in de stand van de aardas
hebben een impact op het klimaat. Het gevolg van deze fluctuaties
is dat de stralingsintensiteit, op verschillende geografische
breedten, varieert. Deze theorie van de Yoegoslavische geoloog
Milankovitch wordt beschouwd als een van de meest waarschijnlijke
verklaringen voor het ontstaan van de ijstijden.
De omloopbaan van de aarde:
Variaties in de aardbaan beïnvloeden
de afstand tussen de aarde en de zon. Op dit moment is er
een verschil van 5 miljoen km tussen de periheliumafstand
(punt in de aardbaan die het dichtste bij de zon is) en de
apheliumafstand (punt in de aardbaan die het verste verwijderd
is van de zon). De gemiddelde afstand tot de zon bedraagt
150 miljoen km. |
|
|
|
|
|
Dit verschil zorgt ervoor dat de aarde in
het perihelium 6% meer inkomende zonnestraling onvangt dan in
het aphelium. De vorm van de aardbaan varieert van elliptisch
tot bijna cirkelvormig in een periode van 90 duizend tot 100
duizend jaren. Wanneer de omloop elliptisch is, is de hoeveelheid
straling ontvangen in het perihelium 20 tot 30% groter dan de
straling ontvangen in het aphelium, wat resulteert in een heel
ander klimaat dan we vandaag de dag kennen. |
|
|
|
|
|
|
|
|
De excentriciteit van de aardbaan varieert
van bijna 0 tot 0.07 en de zon bevindt zich in een van de brandpunten. |
|
|
|
|
|
|
|
|
De excentriciteit van 0.5 in deze figuur
is een sterk overdreven voorstelling van de aardbaan, maar
zelfs met de maximum excentriciteit (0.07) van de aardbaan,
zou op deze webpagina geen verschil te zien zijn met de cirkel
in de figuur boven. (Op dit moment bedraagt de excentriciteit
maar 0.017 en toch is het verschil tussen periheliumafstand
en apheliumafstand 5 miljoen km!)
De hoek van de aardas met het baanvlak: |
|
|
|
|
|
|
|
|
Op dit moment bedraagt deze hoek 23.5°.
Gedurende een periode van ongeveer 40 duizend jaren varieert
de overhelling naar de zon toe tussen 22.1° en 24.5°.
Een grotere hoek betekent een groter contrast tussen de seizoenen
op aarde, dus warmere zomers en strengere winters. Een kleinere
hoek wil zeggen koudere zomers en mildere winters.
De precessie van de aardas: |
|
|
|
|
|
|
|
|
De aardas wiebelt en beschrijft iedere
26 duizend jaren een volledige cirkel. Tegenwoordig is het
zomer op het noordelijk halfrond als de aarde in het aphelium
staat, dus op het verste punt van de zon. Op een zomer in
het perihelium moeten we dus nog 13 duizend jaren wachten.
Het effect van de precessie is dat wanneer bv. op het zuidelijk
halfrond er een toename is in het contrast tussen de seizoenen,
er op het noordelijk halfrond juist een afname te zien zal
zijn.
Meer info
m.b.t. de precessie vind je op de site van Urania.
Combinatie van alle parameters: |
|
|
|
|
|
Uit de combinatie van excentriciteit, aardashelling
en precessie kan men afleiden hoeveel straling de aarde heeft
ontvangen in functie van de tijd (schaal = duizend jaren). De
cijfers blijken vrij goed in overeenstemming te zijn met geologische
gegevens i.v.m. de ijstijden. |
|
|
|
|
|
Citaat uit 'De klimaatcrisis' (2011, Huybrechts & Jones):
"... Hoewel de kleine wijziging in zonnestraling de initiële oorzaak is voor de overgang van ijstijden naar interglacialen, kunnen deze cycli pas optreden door het bestaan van zogenaamde terugkoppelingsmechanismen. Een van de belangrijkste, positieve (versterkende) terugkoppelingsmechanismen is de toename van de concentratie aan CO2 in de atmosfeer, als gevolg van veranderingen in de koolstofcyclus in de oceanen. Aangezien CO2 een broeikasgas is - wat betekent dat deze moleculen infraroodstraling van de aarde kunnen absorberen en heruitzenden naar de aarde - zullen hogere concentraties ervan leiden tot hogere temperaturen. Hierdoor kan er meer CO2 vrijkomen, wat op zijn beurt voor een verdere opwarming zorgt. Onderzoek op ijskernen heeft uitgewezen dat de cycli tussen ijstijden en interglacialen, die ongeveer 100.000 jaar duren, verrassend goed samenvallen met het verloop van de CO2- en methaanconcentraties in de atmosfeer (Petit e.a., 1999, Loulergue e.a., 2008). Voor alle duidelijkheid: de relatie tussen CO2 en temperatuur tijdens de overgang van ijstijden naar interglacialen is complex. Initieel drijven hogere temperaturen de CO2- concentraties aan; vervolgens zorgen de hogere CO2- concentraties voor een verdere opwarming. Een verkeerd begrip van de relatie tussen CO2 en temperatuur - zoals bij een aantal klimaatontkenners voorkomt - leidt dan ook tot een foutieve inschatting van de moderne globale opwarming, waarbij hogere CO2- concentraties de opwarming van de aarde onmiskenbaar aandrijven, en dus voorop lopen..."
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|