|
"... De geobserveerde
temperatuurstijging tijdens het einde van de negentiende
en het begin van de twintigste eeuw is voor een groot
deel toe te schrijven aan de toename van de zonnebestraling.
Bekeken over de volledige periode sinds 1750 heeft de
evolutie in zonnebestraling voor een beperkt netto opwarmend
effect gezorgd. Die bijdrage wordt geschat op + 0.12
W/m2. In vergelijking met het effect van
broeikasgassen (+ 2.3 W/m2) is dit slechts
van weinig invloed. Klimaatsceptici die beweren dat
de versnellende opwarming gedurende de laatste 20 jaar
louter het gevolg is van toegenomen zonnebestraling
slaan de plank mis. Ook de zogenaamde Svensmarkhypothese
(Svensmark en Friis-Christensen, 1997), die tal van
klimaatsceptici nog steeds te berde brengen, is op los
zand gebouwd. Deze hypothese stelt dat de moderne opwarming
verklaard kan worden door een verhoogde zonneactiviteit
die er voor zorgt dat er netto gezien minder kosmische
straling de Aarde bereikt. Hierdoor worden er minder
wolken gevormd, wat op zijn beurt een stijging van de
temperatuur teweegbrengt, aldus de hypothese. Deze theorie
strookt echter niet met de wetenschappelijke feiten.
Om te beginnen bestaat er geen wetenschappelijk bewijs
dat aantoont dat kosmische straling een invloed heeft
op de vorming van wolken. Ten tweede is er helemaal
geen wetenschappelijke zekerheid over de relatie tussen
wolkenvorming en veranderingen in het klimaat (dit is
trouwens nog een van de grote onzekerheden in het klimaatdebat).
Ten slotte, zelfs als de intensiteit in kosmische straling
een invloed zou hebben op wolkenvorming en temperatuur,
dan nog kan dit niet de versnellende opwarming van de
voorgaande decennia verklaren. Directe metingen van
de kosmische intensiteit vertonen namelijk geen neerwaartse
trend in die periode. In hun bekende publicatie beslechtten
Lockwood en Fröhlich (2007:I) dit debat als volgt:
'...tijdens de voorgaande 20 jaar waren alle trends
van de zon die een invloed zouden hebben uitgeoefend
op het klimaat van de Aarde in de tegengestelde richting
van die welke vereist is om de geobserveerde toename
van de wereldwijde gemiddelde temperatuur te verklaren.'
Wanneer men nu de verschillende elementen samenbrengt,
komt men tot de conclusie dat, sinds 1750, het netto-effect
van menselijke activiteiten in overeenstemming is met
een opwarmende verstoring van de stralingsbalans van
+ 1.6 W/m2. Wanneer men voor de periode 1750
tot op heden alleen de natuurlijke factoren (zonneactiviteit,
vulkaanuitbarstingen) in rekening zou brengen, dan zou
de planeet niet opgewarmd maar juist afgekoeld zijn
(IPPC, 2007). Over de vraag of de huidige opwarming
in essentie door de mens is gecreëerd, bestaat
met andere woorden geen redelijke wetenschappelijke
twijfel meer. Dit debat is achter de rug." |
|